Een van de grondleggers op gebied van het composteren en biologisch tuinieren was de in 1900 in Duitsland geboren Heinz Erven. Hij schreef op 81-jarige leeftijd het boekje “Mijn paradijs“, waarin hij uit eigen ervaring spreekt over de biologische samenhang van planten en dieren in de tuin, en dat als je deze natuur zijn gang laat gaan er altijd weer een ecologische evenwicht ontstaat. Veel van zijn besproken principes zie je nu terug in de moderne permacultuur.
Zo schrijft hij over zijn vele medewerkers in de tuin, geen mensen, maar dieren, waaronder ook de regenworm, een van de belangrijke spelers van het composteren, maar ook over vogels, egels, mieren, slakken, luizen, rupsen, oorwormen, e.v.a….
Omdat het boekje zo oud is, is het helaas moeilijk te vinden. Ik citeer hier de achterflap:
Het ‘Paradijs‘ van Heinz Erven is een wonderbaarlijke boomgaard en groentetuin, die tot stand kwam door een bijna ondoordringbaar gemengd bos geleidelijk te ontginnen.
Dit domein van 6,5 hectare is volledig in evenwicht met zijn natuurlijke omgeving en kan het zeer goed stellen zonder kunstmeststoffen en zonder pesticiden. Het is een fantastisch voorbeeld hoe leven en telen op ecologische wijze, opmerkelijke resultaten oplevert. Het geheim van dit succes is misschien wel dat Heinz Erven alles doet om nauw samen te werken met alle nuttige dieren en insecten die er met hem in het ‘Paradijs’ wonen.
Dit schrijft hij bijvoorbeeld over zijn medewerkers:
Ik steun in mijn bedrijf àl het leven, ik bescherm en behoud het “schadelijke” evengoed als het “nuttige”, het “kruid” evengoed als het “onkruid”. Op deze manier heb ik in de loop der jaren miljoenen medewerkers gewonnen, die overdag en voor een deel ook ’s nachts voor me werken, die niet vragen naar werktijdverkorting of loonsverhoging, die geen verlof wensen en ook niet staken. … Ik bedoel met deze medewerkers mijn miljoenen mieren, bijen, wespen, oorwormen, gaasvliegen, zweefvliegen, lieveheersbeestjes, regenwormen, hagedissen, padden, wezels, de vogels en vele andere… Als ik ook maar één enkele groep binnen deze leefgemeenschap vernietig, is het hele evenwicht verstoord en functioneert de kringloop niet meer.
Hoe maakte Heinz Erven zijn wormenbak?
Heinz Erven creëerde een wormenbak met horizontale migratie. Deze metselde hij op een halfschaduwplaats in de tuin, voor 2/3 onder de grond en had een open bodem (zodat de wormen bij vorst dieper in de bodem konden kruipen), maar niet zo open dat mollen of ratten zich toegang konden verschaffen. De bak werd in twee helften verdeeld d.m.v. bakstenen met perforaties, die worden in Duitsland gebruikt bij muren om warme lucht door te voeren (muurverwarming). Tot slot werd de bak afgedicht met een plaat met openingen voor de regen, niet te donker, want regenwormen zijn lichtschuw en dan gaan ze lopen.
Het composteren gaat als volgt:
Door eerst de ene helft te vullen met tuinafval, etensresten en ander organisch afval, gaan de wormen eerst daar hun werk doen (verteren van het afval en produceren van wormenmest). Zodra dit gedeelte vol is begin je het andere te vullen. Na verloop van tijd trekken de wormen vanzelf (door de perforaties in de stenen) naar het tweede gedeelte en in het eerste gedeelte blijft wormenmest/compost over om te verwerken. Het zijn niet alleen de wormen die het composteerproces doen, ook schimmels, bacteriën en dergelijke helpen daar aan mee. Het is namelijk een aeroob proces.
Lavameel
Bij het composteren maakte Heinz Erven ook gebruik van stenen en gesteentemeel, hierover schrijft hij het volgende:
Om de noodzakelijke minerale stoffen in de bodem te brengen, heb ik vele jaren lang met basaltmeel gewerkt, dat ik in de buurt goedkoop kon krijgen. Ook met gemalen mosselschelpen, die een groothandel me bezorgde, werd de bodem verrijkt. Zelfs met de stenen, zoals ik er 20 jaar lang duizenden uit de grond moest halen, heb ik experimenten ondernomen. Ik gebruikte deze stenen als ‘permanente bemesting’ door bij een walnotenboom en een vlierstruik de grond in een cirkel van 3-4 m dicht met stenen te bedekken. Onder deze bodembedekking krioelde het al gauw van kevers, wormen, pissebedden en vele andere diertjes — en de twee bomen gedijen heel goed, zonder in 25 jaar ooit meststof te hebben gekregen.
Drie jaar gebruik ik lavameel als bodemverbeteraar, een stof-fijngesteentemeel, dat in mijn buurt in de Vulkaaneifel wordt gewonnen. Dit lavameel – het wordt ook Eifelgoud genoemd – heeft een korrelgrootte van 0,05 mm en wordt op vele manieren in mijn bedrijf gebruikt.
Mijn experimenten wijzen uit dat dit gesteentemeel het waterhoudend vermogen van de grond verhoogt – het meel slorpt tot 28% water op. Dit lavameel wordt door de regenworm samen met het organisch materiaal opgenomen en zo wordt het klei-humuscomplex gevormd. Door de specifieke samenstelling voegt lavameel belangrijke minerale stoffen aan de grond toe.
Zijn werkwijze was voor toen heel vernieuwend, alle moderne manieren van composteren zijn daaruit doorgeëvolueerd.